Het Taormina van Rosita Steenbeek
Over ‘psychiater-playboy’ Roberto uit De laatste vrouw. In de autobiografische debuutroman De laatste vrouw van Rosita Steenbeek vertelt de hoofdpersoon Suzanne het verhaal van haar liefde voor drie Italiaanse mannen op leeftijd: een regisseur en een schrijver uit Rome en een psychiater van Sicilië. Alledrie deze mannen zijn speels en vitaal, maar tegelijkertijd melancholisch omdat de gloriejaren achter hen liggen. Voor ieder van hen is Suzanne de laatste vrouw. De ik-figuur Suzanne; een jonge calviniste. Suzanne is een jonge, calvinistische vrouw afgestudeerd in de Nederlandse taal- en letterkunde, die het wil gaan maken als actrice in Rome. In de filmregisseur kunnen we de beroemde Fellini herkennen, met wie Steenbeek een relatie had. In de schrijver zien we Moravia. De relatie met de ‘psychiater-playboy’ Roberto is interessant omdat zijn karakter veel vergelijkingen toont met zijn eiland van herkomst: Sicilië. De calvinistische opvoeding van Suzanne staat in contrast met het mondaine, zonderijke leven dat Roberto leidt. Hij is gewend aan vrouwen op bestelling en voert Suzanne binnen in het dolce vita van Taormina. Op meeslepende wijze omschrijft Steenbeek de stad Taormina en de romance. Taormina: decor van een beginnende liefde. Taormina vormt een prachtig decor voor romantische momenten. “We werden neergezet aan een door kaarsen verlichte tafel met uitzicht over zee. De talrijke obers over wie Claudio het had gehad snelden toe, mooie jonge Sicilianen in lichtgroene jasjes. Ik keek naar de deinende lichtjes van de vissersboten terwijl Roberto het menu bepaalde.” (p.17) Uit de laatste zin blijkt de dominantie van Roberto. Suzanne laat dit over zich heenkomen. Zij vertelt zichzelf dat ze vooral moet genieten van haar tijd op Sicilië. Al twijfelt ze voor haar gevoel voor Roberto en aan zijn oprechtheid (hij betaalt haar immers in eerste instantie voor haar gezelschap), de liefde voor het eiland heeft Suzanne zeker. “We wandelden door de tuin, die zwaar geurde naar aarde, fruitbomen en jasmijn. Op het terras bleven we staan, tegengehouden door het uitzicht: in de diepte de zee, aan de horizon de glinstering van Calabria, boven ons de sterren en naast ons de vulkaan, waaruit een trage rode rivier langzaam naar beneden stroomde.” (p.20) en: “De Siciliaanse kust, de Rivièra van de Cyclopen, golfde langs. Ik genoot van deze directe zinnestrelingen, na al het gestaar in boeken, gemijmer in donkere noordelijke bibliotheken.” (p.22) Een speeltje op bestelling. Zijn vrouw woont in hun huis in Catania, maar Roberto brengt vooral zijn tijd door in zijn villa Normanna bij Taormina. Hij is een charismatische welgestelde man die deel uitmaakt van de beau monde van het luxe Taormina. Teleurgesteld in zijn huwelijk, wil hij geen nieuwe relatie meer aangaan. Als gezelschap brengt hij zijn tijd door met meisjes als Suzanne. Al is zij in het begin niet meer dan een ‘speeltje op bestelling’, uiteindelijk ontspruit zich toch een diepere (haat-liefde) verhouding voor het leven. Roberto is onvoorspelbaar en dreigend als de Etna. Hun ruzies zijn als uitbarstingen met kokend lava. Hij is prikkelbaar als de vele cactussen, jaloers en zuur als de citroenen, bitter als de amaro. Hij is niet geïnteresseerd in Suzanne’s innerlijk, in haar gevoel of haar ideeën. Suzanne is in dienst van hem. Uitbarstingsgevaar. De kans op een uitbarsting is altijd aanwezig. Het rommelen van de vulkaan de Etna kun je in Taormina horen. “Het dreunde, en alles leek te trillen. ‘Onweer?’ ‘Nee, de Etna,’ zei hij kalm.” (p. 241). Suzanne is gefascineerd door het dreigende dat van de slapende vulkaan uitgaat. “Over de rozen heen ging mijn blik naar de grote vulkaan. Een bruine sliert rook bezoedelde de helderblauwe lucht. Wat een krachten moesten hier op de loer liggen onder het groene landschap. Een miertje ben ik, dat even rondscharrelt.” (p.13) Het is dat gevaarlijke dat ze ook aantrekkelijk vindt in Roberto. “Hij kwam me tegemoet, rechtop met langzame mafiosentred en omhelsde me hartelijk.” (p.36) en: ” ‘Mafioso, io‘. Hij maakte een schietbeweging.'” (p.36) Ondanks of wellicht dankzij dit gedrag voelt Suzanne een enorme aantrekkingskracht. “Hij had iets van een filmheld. Zijn handen, die rustig op het stuur lagen, vielen me weer op. Ik stelde voor hoe ze een pistool vasthielden, een mes. En dan hoe ze me ze zouden strelen.” (p.15) Onvoorspelbaar en gevaarlijk. Suzanne fantaseert over Roberto als maffioso. Is hij er nu wel of niet één? “Wanneer ik hem volgde, keerde de harmonie terug. Ik vroeg me af of het de champagne was die maakte dat ik bijna verliefde gevoelens koesterde. De druk van zijn arm om me heen werd steeds dwingender. Hij had een litteken aan de zijkant van zijn kin, het leek van een mespunt. Ik wist dat het een mafiose traditie was om met zo’n klein inkepinkje een waarschuwing uit te delen.” (p.41) Roberto is vaak melancholisch als hij terugdenkt aan de gloriejaren van Taormina, toen bekende actrices en acteurs van het Cinnecità er vakantie vierden. “‘Bij de zee is een modern Taormina ontstaan,’ vertelde hij, ‘het is niet meer wat het was. Vroeger kwamen hier vooral deftige Engelsen om te overwinteren, nu maakt het massatoerisme het langzaam maar zeker kapot.’ ” (p.15-16) Een mijmerende psychiater-playboy. Hij mijmert over jaren dat hij nog een mooie jonge psychiater-playboy was en feesten vierde op Isola Bella. “Dat [Isola Bella] wás ook een sprookje. Een zwembad met watervallen, rotswanden met geheime deuren, exotische bloemen. De prachtigste feesten werden er gegeven. Tijdens het filmfestival verzamelden al de actrices zich daar. Ja, het waren mooie tijden,’ voegde hij er melancholiek aan toe.” (p.20) Zijn verleden maakt hem nog ongrijpbaarder voor Susanna, hij danste al de sterren van de hemel met de mooiste vrouwen toen zij nog niet eens geboren was. Zij heeft geen deel uitgemaakt van de mooiste jaren van zijn leven. “‘La dolce vita werd hier geleefd. (…) We maakten veel nachtelijke boottochten en ontbeten met z’n allen op het strand. Een onstuitbare energie had ik toen.’ Ik werd jaloers op die uitbundige tijden, tijden zonder melancholie.” (p. 36) Taormina en Roberto: melancholisch, bedwelmend zoet en vitaal. Maar wat ziet ze nu in godsnaam in deze veel oudere man met al zijn nukken? “Ik was een raadsel voor mezelf: ik was in de ban van Roberto. Hij was met al zijn rationaliteit een felbewogen irrationele wereld vol krachtige overtuigingen, passies en complexen. Het waren ook zijn bewegingen, de uitdrukkingen van zijn gezicht die me hadden betoverd. In zijn binnenste kon toch geen botterik huizen?” (p. 87) “Waarom was ik zo dol op deze man? Omdat hij sterk was en ongrijpbaar. Emotioneel. Omdat hij van dit land was, gevaarlijk en hard, maar ook bedwelmend zoet en sensueel. Melancholiek, geteisterd, maar ook uitgelaten en vitaal.” (p.75). Suzanne is verliefd geworden op Sicilië en ze lijkt ook te zijn gevallen op die veel oudere, onbereikbare Siciliaanse beroepscharmeur. Al zal hij haar nooit kunnen geven wat ze verlangt, ze zullen voor altijd in elkaars hart zitten. En al was zij niet de eerste, of de enige, ze zal de laatste zijn. “‘Ciao, ciao, bambina, e poi per sempre ti perdero,’ zong hij. ‘Vaarwel klein meisje, voor eeuwig zal ik je verliezen. De laatste vrouw ben je, de laatste vrouw.’ ” (p.87) Bron: Rosita Steenbeek, ‘De laatste vrouw’. Zesde druk, 2002.